Dunedin II

25 februari 2014 - Waikouaiti, Nieuw-Zeeland

25 februari 2014

Na gisterenavond inderdaad de glowworms gezien te hebben gingen we vanmorgen nog even wandelen achter de camping waar blijkbaar een dam gebouwd was. Daar aangekomen was het bijna een natuurlijke dam en zat er een klein meer achter. Leuk om te zien maar niet zo spectaculair. Daarna met de camper doorgereden naar de bezichtigingplaats voor Albatrossen. We wisten dat je daar dik voor moest betalen dus eerst maar eens even zien of we ze konden zien vliegen zonder een entree te hoeven betalen. Eerst even kijken naar een plateau waar ze meestal over vliegen, volgens een medewerker van het Albatroscentrum, om te kijken of we ze daar konden zien vliegen. We zagen wel weer zeehonden maar geen Albatrossen. Even naar de andere kant gelopen en daar zagen we ze wel maar op een behoorlijke afstand. We wisten in ieder geval dat ze vlogen en dus hebben we ons toch maat gekieteld en zijn de tour gaan doen. Eerst een verhaal over de Albatros in het algemeen en hoe uniek deze Albatrossen zijn. Deze beesten nestelen zich over het algemeen niet in de buurt van mensen en zeker niet op het vasteland. Bijna altijd eilanden. Ook hebben ze een partner voor het leven. Na het leggen van het ei en het laten opgroeien van het jong, vliegen zowel jong als ouders uit naar een eigen bestemming. De ouders zien elkaar pas weer na een jaar waarna de hereniging plaatsvindt en er uiteindelijk weer een nieuw jong geboren zal worden. Het jong wordt om de beurt gevoederd door moeder als door vader waardoor hij snel in gewicht zal toenemen. Een jong kan een gewicht bereiken van 10 kg. Vliegen is dan door het gewicht nauwelijks mogelijk waardoor de ouders een ‘fitnessplan’ hebben opgesteld voor het jong. Hij moet het nest uit om z’n eten te krijgen, want de ouders landen even verderop. En hij krijgt ook minder vaak eten. Zodra hij meer op gewicht is (ca. 8 a 9 kg) gaat hij zijn vleugels uitslaan en zal proberen te gaan vliegen. Zomaar opstarten kan niet vanwege het gewicht van de vogel. Hij gaat in de wind staan, spreid zijn vleugels en de wind zal hem optillen de lucht in. Albatrossen zullen ook zelden of niet met hun vleugels wapperen. Zij maken gebruik van de wind. Toch behalen zij snelheden tot 120 km per uur en de spanwijdte is maximaal 3 meter (!). Het is een geweldig beest als je hem ziet vliegen. We zijn ook erg blij dat we de tour hebben gedaan. Daarna zijn we naar het hoogste punt van Dunedin gegaan en hebben daar genoten van een mooi overzicht van de stad. En als laatste wilde ik de steilste straat van de wereld rijden. Baldwyn street. Over een lengte van 86 meter heeft deze straat een ‘Gradient’ van 1:2. Ik moest eerst wel naar boven want je kon op geen enkele andere manier boven komen. Doodlopend dus (wist ik niet). In z’n 1e automatische versnelling trok de Volkswagen hem makkelijk omhoog. Wel had ik de angst om achterover te kantelen, zo steil was het, maar dat gebeurde niet. Boven aangekomen kon ik wel even naar links of rechts om de draai te maken en weer naar beneden te gaan. Coby was er met de klim al niet gerust op en met de diepte die je voor je zag met de daling al helemaal niet. Toch moesten we naar beneden. Langzaamaan draaide ik de neus van de wagen de helling af en bleef mijn rempedaal behoorlijk indrukken. Zonder de remmen te oververhitten gingen we rustig naar beneden en haalden het zonder problemen. Ik vond het een leuke ervaring om de steilste weg van de wereld ’genomen’ te hebben. En geloof mij Frans, fietsend had je de eerst 25 meter niet eens gered. Het begon alweer laat te worden en we wilden toch nog even buiten de stad de al eerder gebelde camping halen. Dat lukte en daar staan we nu. Een camping met allerlei voorzieningen maar ik geloof dat een camping zonder voorzieningen er beter uit ziet. Ach,`s nachts hebben we onze ogen dicht.

Foto’s